Cartograaf Jacob van Deventer Jacob van Deventer, Nederlandse cartograaf, is in Kampen geboren in ongeveer 1505. Hij overlijdt in 1575 in Keulen. Het grootste deel van zijn leven brengt hij door als cartograaf en hij is niet alleen belangrijk geweest voor het noorden van ons land, maar in geheel Nederland en een deel van Europa. Van Deventer is dus in feite géén Groninger. Echter, net als o.a. Beckeringh en Stellingwerf is hij cartograaf geweest en dat is dan ook de reden waarom hij ook een kaart heeft gemaakt van het noorden van ons land in 1595. Vooral de details op deze kaart zijn bijzonder interessant.
Leven en werk Over Jacob van Deventer zijn weinig biografische gegevens bekend. De eerste vermelding betreft zijn inschrijving op 24 april 1520 als Jacobus de Daventria aan de Leuvense universiteit. Zijn geboorte wordt daarom omstreeks 1500/1505 gedateerd. Jacob is waarschijnlijk in Kampen geboren. Zijn ongehuwde moeder zal omstreeks 1510 getrouwd zijn met een zekere Roelof, inwoner van Deventer, de stad waar Jacob dan zijn verdere jeugd doorbrengt. Aangenomen wordt dat hij in Deventer studeert aan de Latijnse School, waarna hij naar Leuven vertrekt.
In Leuven gaat Van Deventers belangstelling oorspronkelijk uit naar de geneeskunde en de wiskunde, maar later heroriënteert hij zich naar de landmeetkunde en de cartografie. Dit resulteert in 1536 in een kaart van het hertogdom Brabant, de eerste gedrukte kaart binnen de Nederlanden. Tot 1545 volgen nog kaarten van de gewesten Holland, Gelre, Friesland en Zeeland. Daarvoor maakt Van Deventer als een van de eersten gebruik van driehoeksmeting. Gemma Frisius, tijd- en geestesgenoot van de cartograaf, zet de theorie van deze werkwijze in 1533 uiteen in zijn ‘Libellus de locorum describendorum ratione’.
Deze gewestkaarten vormen het begin van een indrukwekkend oeuvre van de kaartenmaker. De titel van keizerlijk geograaf die Van Deventer omstreeks 1540 krijgt, wordt na de abdicatie van keizer Karel V in 1555 omgezet in die van koninklijk geograaf. Het is in die functie dat Jacob van Deventer in 1558 van Filips II van Spanje een opdracht krijgt die gaat groeien tot zijn levenswerk: de kartering van alle steden van de toenmalige Nederlanden. De aanleiding voor deze opdracht is van militair-strategische aard. De stadsplattegronden van Van Deventer worden dan ook niet gedrukt en raken in de vergetelheid tot ze in de tweede helft van de 19de eeuw weer onder de aandacht komen.
Van Deventer werkt aan de monumentale opdracht tot zijn dood in 1575. Hij doet dit vanuit zijn thuisbasis Mechelen, waarheen hij in 1542 verhuisd is. In 1572 verlaat hij deze stad en wijkt uit naar Keulen, op de vlucht voor de onzekere en onveilige situatie door de anti-Spaanse opstand binnen de Nederlanden. In vijftien jaar tijd maakt Van Deventer zo'n 250 à 260 stadsplattegronden over een gebied dat zich uitstrekt van Friesland en Groningen tot het huidige Noord-Frankrijk, van de Noordzee tot het uiterste westen van Duitsland en het Hertogdom Luxemburg. Allemaal op een vergelijkbare schaal (circa 1:8.000), eenzelfde oriëntatie (het noordoosten boven) en met een verbluffende graad van correctheid.
Van de gekarteerde steden zijn minstens drie versies gemaakt, maar niet allemaal bewaard gebleven. De zogenaamde minuut is geen ‘kladversie’, maar een ‘eerste versie’. Gemaakt aan de hand van topografische en andere gegevens, die tijdens de veldopname worden opgetekend. De tekst is in het Nederlands. Van deze minuten duiken 152 plattegronden op in 1859. Zij zijn voor wat Nederland betreft grotendeels bewaard in provinciale depots. De plattegronden van België, Luxemburg, Noord-Frankrijk én de Nederlandse provincie Noord-Brabant geraken in de Koninklijke Bibliotheek van Brussel. De in Middelburg (Zeeland) bewaarde exemplaren worden vernietigd door brand in de meidagen van 1940 en zijn helaas enkel in kopie bewaard gebleven.
De netkaart omvat in strikte zin een hoofdkaart (vaak ook aangeduid als netkaart) en een bijkaart, naast elkaar weergegeven. De hoofdkaart is een "nette" versie van de minuut, met de tekst in het Latijn.
De bijkaart geeft enkel de stad zelf weer, in tegenstelling tot de minuut en netkaart die ook de (ruime) omgeving van de stad geven. Op de bijkaart zijn alleen de stadsvesten en stadsgrachten, de voornaamste gebouwen en de straten weergegeven. Soms zijn de gebouwen benoemd met een Latijnse benaming.
De netkaarten zijn als atlas bewaard in de Biblioteca Nacional de España te Madrid. Een van de drie banden is evenwel verloren gegaan. Er resten nog 179 kaarten. Zo komt men in totaal aan 222 bewaarde stadsplattegronden (als minuut en/of netkaart).
Bronnen:
- Gedeeltes van de tekst: Wikipedia, Jacob van Deventer, Licentie: Creative Commons.
|